Prepositions
Prepositions
zijn woorden zoals: on, in, into, at, between, among, under, out, out of, up,
down, against, towards enz.
Soms
hebben prepositions meerdere betekenissen. Ik zal er een aantal uitleggen.
On Je
gebruikt on bij dagen van de week.
Vb. On
Monday (op maandag)
Je gebruikt on ook om te zeggen dat je ergens letterlijk op staat.
Vb. I
am standing on the car. (bovenop de auto)
Soms hoort on ook bij het werkwoord.
Vb. Turn
the light on (maak het licht aan)
At Je
gebruikt at bij tijdsaanduidingen.
Vb. At
4 o'clock. (om 4 uur)
je gebruikt at ook om te zeggen waar je bent.
Vb. I
am at school. (Ik zit op school)
In/into
Het verschil tussen in en into is dat into beweging is.
Vb. I
am in the classroom. (je bent al binnen)
Vb. I
am walking into the classroom (je loopt naar binnen)
De
uitleg van andere voorzetsels krijg je tijdens oefening 1
Heb je bovenstaande uitleg begrepen ga dan naar de oefeningen hieronder. De
basisstof oefeningen heb ik zelf gemaakt. De verrijkingsstof oefeningen zijn
gemaakt door andere mensen in het buitenland, vooral in Canada.
back to grammar index