Adverbs or adjectives

Wanneer gebruik je een bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
 
1.          Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
             Vb.          A beautiful car. ("beautiful" zegt iets over "the car".
 
             Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je ook na vormen van de werkwoorden:
             be
             sound
             taste
             smell
             look
             feel
 
             Vb.          He looks beautiful. ("beautiful" zegt iets over "looks".)
 
2.          Een bijwoord zegt iets over alle andere werkwoorden.
             Vb.          Madonna sings beautifully. ("beautifully" zegt iets over "sings".)

             Een bijwoord zegt ook iets over een ander bijwoord.
             Vb.          She sings really beautifully. ("really" zegt iets over "beautifully"
                                                                            en "beautifully" over "sings".)
 
Hoe maak je een bijwoord?
 
1.          Je zet achter het bijvoeglijk naamwoord ly.
             Vb.          wonderful -- wonderfully
 
2.          Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op y dan wordt dit ily.
             Vb.          easy -- easily
 
3.          Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op le dan wordt dit ly.
             Vb.          terrible -- terribly
 
4.          Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op ic dan wordt dit ically.
 
5.          Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben geen aparte vorm voor het
             bijwoord.
             Vb.          fast -- fast
                            long -- long
                            hard -- hard
 
6.          Onregelmatig.
             Vb.          good -- well

Heb je bovenstaande uitleg begrepen ga dan naar de oefeningen hieronder. De basisstof oefeningen heb ik zelf gemaakt. De verrijkingsstof oefeningen zijn gemaakt door andere mensen in het buitenland, vooral in Canada.

Basisstof Verrijkingsstof
oefening 1 oefening 1
oefening 2  
oefening 3  

back to grammar index